Jan Klaasz Dikken (1785-1852) was getrouwd met Sara Margaretha Reiniersdr Zwierink. Zij werd gedoopt in Nieuw-Loosdrecht in juli 1791. Toen het huwelijk plaatsvond in juni 1808, was Sara Margaretha dus waarschijnlijk nog geen 17 jaar oud. Toch had ze op die jonge leeftijd al het nodige meegemaakt.
Van Sara Margaretha terug naar het verleden
Moeder
De ouders van Sara Margaretha waren Reinier Zwierink en Annigje van Raalte. Reinier was van oorsprong afkomstig uit Amsterdam, terwijl Annigje werd geboren in Zwartsluis. Aangezien we het spoor volgen van de familie Zwierink, beperken we ons eerst tot enkele korte schetsen van de vrouwen in hun levens. Veel kan er ook niet verteld worden over het leven van Annigje. Haar ouders waren Peter van Raalte en Niesje Eppinge. Annigje werd gedoopt in Zwartsluis op 6 maart 1768. In februari 1787 trouwde zij in Zwartsluis met Reinier Zwierink. Samen kregen ze drie dochters: Sara Margaretha (1791), Nisina Petronella (1794) en Maria Aletta (1796). Enkele maanden na de geboorte van Maria Aletta overleed Annigje in Nieuw-Loosdrecht aan tuberculose. Sara Margaretha was toen pas 5 jaar oud.
Oma
Sara Margaretha’s vader Reinier was zoals gezegd afkomstig uit Amsterdam. Zijn ouders waren Reinier Zwierink en Sara Croese. Ook Sara was Amsterdamse. Zij werd gedoopt in de Nieuwe Kerk op 21 oktober 1725 als dochter van Hendrik Croese en Aletta Lanoij. Zij trouwde met Reinier sr. in Amsterdam op 22 mei 1757. Samen kregen ze drie kinderen. Reinier was de oudste, gevolgd door zijn twee zussen: Aletta Margaretha (1760-1800) en Maria (1765-1796). Sara overleed toen haar kleindochter Sara Margaretha nog geen 4 jaar oud was in 1795.
Overgrootouders
De ouders van Reinier Zwierink sr. waren Hendrik Zwierink en Maria van Wierop. We kunnen Reinier sr. in het vervolg dus Reinier Hendriksz noemen, terwijl zijn zoon Reinier Reiniersz is. Hendrik en Maria waren getrouwd in Amsterdam in 1718, waarbij Hendrik de achternaam “van Telle” gebruikte. Hoewel we de familie Zwierink onder diverse spellingen terugvinden (vooral Swierink en Swiering), is van Telle wel heel apart. Ik heb helaas nog niet kunnen achterhalen wat de achtergrond van deze naam is. Ook over de afkomst van Hendrik tast ik tot nog toe in het duister. Waarschijnlijk werd hij geboren in 1692 in Amsterdam als zoon van Jan Heijndriksz Swierink en Agniet Emmecamps. Diverse publicaties schrijven dat Hendrik Zwierink een kousenmaker was, maar dat heb ik zelf nog niet kunnen verifiëren. Het gaat in ieder geval niet om de zilversmid Hendrik Zwierink uit Amsterdam. Die leefde weliswaar in dezelfde periode, maar is later overleden dan onze Hendrik Zwierink.
Maria van Wierop werd rooms-katholiek gedoopt in 1696. Haar ouders waren Lubbert van Wierop en Catharina Stampers. Hendrik en Maria kregen samen zeven kinderen. Hun eerste kind wordt gedoopt in de Oud-Katholieke Kerk in 1719. Tussen 1722 en 1728 laten ze vier kinderen dopen in de Rooms-Katholieke Kerk. Hun laatste twee kinderen, waaronder Reinier Hendriksz, worden gedoopt in de Nederduitse Gereformeerde Kerk. Hendrik overlijdt in oktober 1735, als Reinier Hendriksz ruim 4 jaar oud is. Anderhalf jaar later hertrouwt zijn moeder Maria. De man met wie zij trouwt heeft een bekende naam: Reinier Brandt. Bij de doop van de jongste twee kinderen van Hendrik en Maria trad hij op als getuige. Hij was dus een bekende van de familie, al tijdens het leven van Hendrik. Maria en Reinier Brandt krijgen samen nog één kind. Hoeveel van Maria’s kinderen volwassen worden is mij niet bekend. Uit haar huwelijk met Hendrik in ieder geval uiteraard Reinier Hendriksz en dochter Maria Anna (ook wel: Anna Maria). Ook Gerrit, de zoon die zij met Reinier Brandt krijgt, blijft in leven.
Uit het verleden terug naar Sara Margaretha
Opa
In het leven van Reinier Hendriksz speelt zijn stiefvader een grote rol. Niet alleen is het de man, die er bij was toen hij gedoopt werd en die hem opvoedde. Het is ook de man van wie hij een vak leert. Reinier Brandt is zilversmid. Niet zomaar een zilversmid, maar één van wie ruim 2,5 eeuw later nog altijd werken (voornamelijk broodmandjes) bewaard zijn gebleven, tentoongesteld in musea, en over wie geschreven wordt in diverse publicaties. Zowel zijn eigen zoon Gerrit Brandt, als zijn stiefzoon Reinier Hendriksz Zwierink treden in zijn voetsporen. Reinier Hendriksz gaat een “compagnieschap” (samenwerkingsverband) aan met zijn stiefvader. Ook koopt Reinier Hendriksz in 1763 de hele werkwinkel, inclusief alle gereedschappen, modellen, etc. van zijn stiefvader. Reinier Brandt behoudt het recht om van dit alles gebruik te blijven maken zo lang hij leeft. In 1781 wordt de compagnieschap ontbonden, maar ze blijven samenwerken. Reinier Brandt zal jaarlijks 3% rente ontvangen over het kapitaal dat hij in de compagnieschap had gestoken (dat was 8000 gulden, dus hij ontvangt jaarlijks 250 gulden). Bovendien zal Reinier Hendriksz hem maandelijks 105 gulden geven voor het werk dat hij doet. Dit bedrag wordt in 1784 verlaagt tot 75 gulden per maand, omdat inmiddels de omstandigheden zijn veranderd. De 3% rente hoeft niet meer te worden betaald, omdat dit is verrekend met de erfenis van Maria van Wierop, die in 1782 overleed. Reinier Brandt heeft ook in 1782 een ‘verzwakkend toeval’ gehad, waardoor hij ‘buiten staat was geraakt om te werken en [Reinier Hendriksz] daardoor voordeel toe te brengen’. Het zal dan ook onverwacht zijn dat Reinier Brandt zijn stiefzoon overleeft, wanneer deze in 1785 overlijdt.
Vader
Zoals we zagen was Reinier Hendriksz getrouwd met Sara Croese. Bij zijn overlijden laat hij drie kinderen na. De oudste is zijn zoon Reinier Reiniersz, gedoopt op 28 juli 1758 in de Westerkerk in Amsterdam. De doopgetuigen zijn oude bekenden: Maria van Wierop (de oma) en… Reinier Brandt! Zo is Reinier Brandt dus getuige van de doop van twee opeenvolgende generaties Reinier Zwierink.
Reinier Reiniersz treedt echter niet in de zilveren voetsporen van zijn vader en diens stiefvader. Hij doet in juni 1777 belijdenis in de kerk van Amsterdam. Twee jaar later verlaat hij Amsterdam en trekt naar Wageningen. Wat hij daar doet, weten we niet, maar hiermee begint zijn tocht door Nederland. De volgende stop is Groningen (1782-1785), waar hij theologie studeert. In 1785 trekt hij naar Utrecht, waar hij ook bekend staat als student (hoewel ik nog geen inschrijving als student in Utrecht heb kunnen terugvinden). Na zijn huwelijk met Annigje van Raalte in 1787 begint zijn werkzame leven als predikant. Hij wordt eerst beroepen in Haaften (Gelderland). Al na enkele maanden echter trekt hij naar Laren (Gelderland). In 1790 is de volgende bestemming Andijk (Noord-Holland). In maart 1791 wordt hij beroepen in Nieuw-Loosdrecht. In eerste instantie toont hij zich gevoelig voor de ‘sterke en aanhoudende liefdedrang’ van de gemeente in Andijk om bij hen te blijven. Toch voelt hij zich geroepen uiteindelijk in te gaan op de herhaalde verzoeken van Nieuw-Loosdrecht, tot teleurstelling van de gemeente in Andijk. Op 13 juni 1791 neemt hij ‘liefderyk en zegenend afscheid’ van de gemeente in Andijk met de woorden van Paulus uit Handelingen 20: 20-21, 32. De Andijkse gemeente concludeert hierna: “Zo worden wy telkens van onze dierbaare en hooggeschatte Leeraars berooft, welkers aangenaame Euangeliedienst onder ons zo gezegend was, dan wy wenschen Gode te zwygen, en in het bestuur des Allerhoogsten te berusten’.[1]
In Nieuw-Loosdrecht kan het jonge paar dan eindelijk settelen. Hier worden hun drie kinderen geboren. Het geluk is helaas van korte duur. In 1796 overlijdt moeder Annigje. Vader Reinier blijft achter met drie kleine meisjes. Hij hertrouwt ruim een jaar later met Neeltje van Raalte. Ook Neeltje is afkomstig uit Zwartsluis. Hoewel zij dezelfde achternaam dragen is zij geen zus van Annigje. Vermoedelijk zijn ze nichten. Ze werden enkele dagen na elkaar gedoopt in 1768 en zullen elkaar dus in ieder geval goed gekend hebben. Zo kwam er dus misschien geen volkomen vreemde voor de dochters van Annigje en Reinier zorgen.
Deze tijd zal voor vader Reinier niet alleen op persoonlijk vlak, maar ook professioneel wellicht roerig geweest zijn. Politiek veranderde er veel in de jaren 90 van de 18e eeuw. Het is het begin van de Bataafse Republiek, die grote veranderingen doorvoerde in de verhouding tussen kerk en staat.[2] Zo wordt de kerk verantwoordelijk voor de betaling van haar dominees, waar dat eerder door de staat betaald werd, terwijl huwelijkssluitingen vanaf dit moment juist niet meer onder de verantwoordelijkheid van de kerk vallen, maar alleen nog geldig zijn als ze voor de burgerlijke overheid gesloten worden. De vele veranderingen zorgen voor de nodige spanningen in Loosdrecht. Reiniers collega in Oud-Loosdrecht, ds. Van den Bijllaardt, raakt hierdoor zelfs in een serieus conflict met het gemeentebestuur. In 1801 worden veel van de nieuwe regels weer terug gedraaid, maar toch zal deze hele situatie misschien Reinier niet in de koude kleren zijn gaan zitten.
Een jaar later, in december van 1802, overlijdt Reinier. Drie jonge meisjes blijven als wezen achter. De oudste, Sara Margaretha, is dan 11 jaar, de jongste is zelfs pas 6. Gelukkig heeft vader Reinier, als had hij een vooruitziende blik, een half jaar voor zijn overlijden enkele voogden aangesteld over zijn kinderen: Pieter van Raalte, Albert van Raalte en Jacob Sas. Pieter is hun opa van moeders kant, Albert hun oom (een broer van hun moeder). Jacob Sas is mogelijk ook verwant, maar dat is niet zeker. Ook over hun verdere betrokkenheid bij de meisjes is weinig bekend.
Sara Margaretha
En zo zijn we dan terug waar we begonnen: bij een piepjonge Sara Margaretha. Een meisje met een geschiedenis, dat ook zelf al heel jong bekend is met grote verliezen. Hoe ze haar verdere jeugd doorbrengt, wie haar bijstaat in haar groei naar volwassenheid, daar kunnen we alleen naar raden. Het eerstvolgende spoor van haar dat ik heb kunnen vinden is haar belijdenis in de kerk van Meppel op 15 april 1808. Al snel daarop volgt de ondertrouwinschrijving van Jan Dikken en Sara Margaretha (mei 1808). Ondanks haar jonge leeftijd, heb ik zelfs geen documenten terug kunnen vinden, waarin haar voogden toestemming geven tot dit huwelijk. Ze wordt slechts omschreven als een meisje uit Meppel. Hoe ze daar terecht is gekomen? Bij wie ze woont? Hoe ze Jan uit Wanneperveen heeft leren kennen? We zullen het waarschijnlijk nooit weten.
Herkenbare namen
Zoals we op de Dikken-pagina zagen, herkennen we in het nageslacht van Jan Dikken en Sara Margaretha Zwierink een aantal namen die we hierboven tegen zijn gekomen. We willen hier per naam nog even op een rijtje zetten hoe deze namen, voor zover nu bekend, in de familie gekomen zijn:
Sara Margaretha: De oorspronkelijke Sara Margaretha, de eerste met deze combinatienaam, is Sara Margaretha Zwierink. Binnen de familie Zwierink zijn echter meer Sara’s en Margaretha’s terug te vinden. Een jaar na onze Sara Margaretha werd zelfs een nichtje geboren met dezelfde naam, een goede indicatie dat de beide namen betekenis hadden voor de familie. De naam Sara komt voor het eerst de familie Zwierink binnen met Sara Croese (zie boven). Zij was vernoemd naar haar oma van moeders kant, Sara Wiltes. Sara Croese had 3 zussen met de naam Margaretha (van wie vermoedelijk minimaal 2 jong overleden). Dit is een verwijzing naar de oma van vaders kant, die Grietje heette. Zo is Sara Margaretha dus in zijn geheel terug te leiden naar de oma’s van oma Sara Croese: Sara Wiltes en Grietje Brugman.
Reinier Zwierink: De eerste Reinier Zwierink Dikken was natuurlijk vernoemd naar de vader van Sara Margaretha, Reinier Reiniersz Zwierink. De naam Reinier lijkt in de familie Zwierink terecht te zijn gekomen met de vader van Reinier Reiniersz, Reinier Hendriksz. We zagen dat de getuige bij zijn doop Reinier Brandt was. Gezien de nauwe band tussen Reinier Brandt en de familie Zwierink (hij trouwt later met moeder Maria!) ligt de conclusie voor de hand dat Reinier Hendriksz vernoemd is naar Reinier Brandt. Uiteindelijk staat dus deze befaamde zilversmid aan de wieg van de naam Reinier in de familie Dikken.
Wat betreft de naam Zwierink: Sara Margaretha had enkel zussen, dus langs die weg zou de achternaam Zwierink niet worden doorgegeven. Ook een generatie daarvoor, in het gezin van Reinier Hendriksz en Sara Croese, waren, naast Reinier Reiniersz, enkel dochters geboren, dus ook daar werd de naam niet doorgegeven. En zelfs uit het gezin van Hendrik en Maria, de eerste generatie Zwierinks die hierboven besproken is, was vermoedelijk geen andere zoon in leven gebleven, afgezien van Reinier Hendriksz. Wellicht kozen Jan en Sara Margaretha er dus voor om ook de achternaam Zwierink als voornaam te gebruiken, zodat de naam Zwierink niet volledig zou verdwijnen.
Niziena: De naam Niziena is niet zo dominant als de andere twee namen, en bovendien op diverse manieren gespeld. Toch willen we hier nog heel even aandacht besteden aan deze naam, die toch opmerkelijker is dan namen als Maria of Hendrika. De naam Niziena is oorspronkelijk afgeleid van de naam Niesje of Niessien. De moeder van Annigje van Raalte, en dus de oma van Sara Margaretha Zwierink, droeg deze naam. Oma Niesje overleed al in 1793, toen Sara Margaretha nog geen 2 jaar oud was. Interessant detail is dat ook de moeder van Sara Margaretha’s stiefmoeder Neeltje de naam Niesje droeg. Zij overleed pas in 1807, dus haar heeft Sara Margaretha mogelijk wel gekend. Toch ga ik er van uit dat Sara Margaretha in principe gewoon haar eigen oma heeft willen vernoemen, of desnoods haar zus Nisina Petronella (die uiteraard ook vernoemd was naar oma Niesje).
Zoals uitgelegd op de Dikken-pagina, hebben niet alle nakomelingen van Jan Dikken en Sara Margaretha dezelfde achternaam. In het overzicht hieronder kun je zien hoe de nakomelingen met de herkenbare voornamen van hun achternaam heten:
Herken je je eigen achternaam en denk je, dat je ook aan deze familie verwant bent? Neem contact met me op, dan zoeken we het samen uit!
[1] Citaten afkomstig uit het Kerk-nieuws in Maendelyke uittreksels, of de Boekzael der geleerde werrelt, vol. 77, p. 97.
[2] Deze informatie is gebaseerd op een artikel van Coen van Alphen in de folder Loosdrecht in de Bataafs-Franse tijd, p. 16-17.
<- Terug naar de algemene Dikken-pagina <-