Ons kent… de Pein-tak

De betovergrootmoeder van mijn oma Baaltje Elizabeth Bergwerff was Elisabeth Pein. Elisabeth werd in 1801 geboren op Rozenburg. Ze trouwde daar met Arij Bergwerff, en heeft tot haar overlijden in 1880 op Rozenburg gewoond. Haar zoon Frederik, kleinzoon Adrianus en achterkleinzoon Frederik brachten ook hun hele leven door op dat eiland. Maar Elisabeths vader Frederik Pein kwam heel ergens anders vandaan. De vraag is alleen: waar vandaan?

Tot voor kort ging ik ervan uit dat ik wel zo ongeveer wist waar de familie Pein vandaan kwam. Om te beginnen is er de naam, Pein, dat klinkt wel redelijk Duits, toch? En dan mevrouw Pein. Die heette eigenlijk Cunegunda Weenin. Zo staat haar naam althans vermeld in het overlijdensregister. Ook dat is duidelijk geen Nederlandse naam, maar lijkt eerder op een Duitse herkomst te duiden. Bovendien staat in diezelfde overlijdensakte dat ze afkomstig is uit Kirchheim in Hessen. Dat is tegenwoordig inderdaad Duitsland. In de overlijdensakte van Frederik Pein wordt vermeld dat hij geboren is te Kirchberg. Waar die plaats ligt, staat er niet bij, maar het is duidelijk een Duitse plaatsnaam.

Nu is Duitsland een groot land met meerdere plaatsen zijn die Kirchberg heten en meerdere plaatsen die Kirchheim heten (zij het maar één in Hessen). Om dan te gaan zoeken naar een paar mensen die er meer dan 200 jaar geleden vandaan zouden zijn gekomen, is als zoeken naar een speld in een hooiberg (vooral ook aangezien de Duitse archieven veel minder toegankelijk zijn dan de Nederlandse). Door het leven van Frederik en Cunegunda in Nederland in kaart te brengen, kunnen we misschien toch wat meer te weten komen over hun herkomst.

Het gezin

We weten al dat Frederik en Cunegunda een dochter hadden die Elisabeth heette. Zij was hun jongste kind. Voor zover ik heb kunnen achterhalen, werden er voor haar nog 2 dochters en een zoon geboren. Ik ga hier al direct een klein voorbehoud plaatsen. Het is namelijk heel goed mogelijk dat de feiten die ik hier noem, geheel of gedeeltelijk fabels zijn, of dat er juist feiten ontbreken. Het leven van de familie Pein reconstrueren, is als dwalen door de mist, waarbij je af en toe iets tegenkomt wat ook een onderdeel van het verhaal lijkt te zijn. Ik doe mijn best het in het verhaal in te passen, maar ik kan niet garanderen dat dat altijd helemaal kloppend gebeurt.

De kinderen van Cunegunda

We hadden het over de kinderen Pein. Het oudste kind lijkt Catharina te zijn geweest. Zij overleed op Rozenburg in 1849. Ze was ongehuwd, en heeft mede daardoor weinig sporen nagelaten. In haar overlijdensakte wordt vermeld dat ze omstreeks 1790 werd geboren in Maastricht. Ik heb daar echter geen doop van haar gevonden.

Na Catharina werd opnieuw een dochter geboren: Justina. Waar dit plaatsvond, weet ik niet, alleen dat het omstreeks 1796 geweest moet zijn. Justina was namelijk 1,5 jaar oud, toen ze in 1797 op Rozenburg begraven werd. Aangezien ik van haar geen doop op Rozenburg gevonden heb, is het vrij aannemelijk dat Frederik en Cunegunda tussen de geboorte en het overlijden van Justina (dus in 1796/97) op Rozenburg zijn aangekomen.

In 1798 werd het gezin uitgebreid met een zoon: Johannes Frederik. Uit het certificaat van de Nationale Militie, dat als bijlage bij zijn huwelijksakte zit, weten we dat hij de enige zoon was van het echtpaar Pein-Weenin. Dus hoewel er mogelijk nog meer dochters waren, dan bij mij bekend is, zal er in dit verhaal waarschijnlijk geen zoon missen (hooguit een zoon die is geboren en overleden voor Frederik en Cunegunda op Rozenburg aankwamen).
Johannes Frederik trouwde in 1821 met Anna Margaretha Vogel en kreeg met haar 4 kinderen. Na het overlijden van Anna Margaretha hertrouwde Johannes Frederik in 1838 met Leentje de Koning, met wie hij ook nog 4 kinderen kreeg.

Als laatste werd in 1801 mijn voormoeder Elisabeth geboren. Toen Elisabeth 16 jaar was, overleed haar moeder Cunegunda. Elisabeth trouwde net als haar broer in 1821. Toen bleef vader Frederik dus alleen achter met zijn oudste dochter Catharina (ervan uitgaande dat die thuis is blijven wonen), maar dat zou niet lang duren.

Een nieuw gezin

Vanaf 1823 duikt Frederik ineens op in de geboorteregisters van Rozenburg en Numansdorp. Hij krijgt in de 10 jaar die volgen 5 kinderen met Hilletje Visser (een meisje uit Werkendam, ongeveer zo oud als zijn oudste dochter). Frederik en Hilletje zijn nooit getrouwd, maar leven ongehuwd samen. Hilletje verhuist ook met Frederik mee naar Numansdorp, waar ze tussen 1826 en 1829 wonen. Het is onder meer dankzij deze kinderen dat we iets meer weten over Frederiks leven. Hij staat namelijk in de geboorteakten geregistreerd als jager, zowel in Rozenburg als Numansdorp. Waar hij op jaagde, en of hij hiervoor bij iemand in dienst was, heb ik niet kunnen vinden.

Het is in ieder geval een opmerkelijk beroep in een tijd de meeste mannen op Rozenburg bouwman of arbeider waren. Hij was overigens in 1817 (toen Cunegunda overleed) blijkbaar veldwachter op Rozenburg. Dit beroep werd vanwege de slechte betaling vaak gecombineerd met andere bronnen van inkomsten. Het zou dus kunnen dat Frederik veldwachter en jager combineerde, of dat hij in de jaren 20 geen veldwachter meer was.

Afb. 1: De twee gezinnen van Frederik Pein

Opvallende zaken

Waarom is het verhaal van Frederik nu zo bijzonder? Om te beginnen, moeten we constateren dat we tot nu toe nog altijd niet hebben kunnen vaststellen waar Frederik oorspronkelijk vandaan kwam. Om daarmee een stap verder te komen, kunnen we nog één bron raadplegen: zijn akte van indemniteit. Wanneer mensen in de 18e eeuw naar een nieuwe woonplaats verhuisden, moesten zij een dergelijke akte kunnen overleggen. Hierin verklaarde de plaats van herkomst dat zij deze personen zouden opvangen, mochten die tot armoede vervallen.

Ook van Frederik Pein en Cunegunda Weenin is een dergelijke akte aanwezig in het archief van het ambacht Rozenburg. Het Duitse origineel is geschreven met de prachtige krullen van het oude Duitse schrift. Voor de meeste moderne Nederlanders (inclusief mijzelf) volkomen onleesbaar. Gelukkig dus dat er ook voorzien is in een Nederlandse vertaling. Die vertelt ons dat de baljuw en burgemeesters van Kirchein in Hessen beloven om Frederik Pein en Kunegunda Wenin op te zullen vangen, of hun woonplaats voor de kosten te zullen compenseren, mochten zij tot armoede geraken.

Afb. 2: Als Frederik en Cunegunda uit Kirchheim waren gekomen… (Bron: Google Maps)

Een brief…

Op dit punt aangekomen, zouden we kunnen denken dat het dus duidelijk is. Frederik en Cunegunda kwamen uit Hessen, uit een plaats die Kirchein heet. Wellicht was dat een schrijffout, en moet het Kirchheim zijn, zoals in de overlijdensakte van Cunegunda. Maar als we dan nog heel even iets verder kijken in het archief, springt een ander document er ineens uit. Het is zo anders dan de oude akten van indemniteit, dat ik er in eerste instantie overheen gekeken had, omdat het niet was waar ik naar zocht. Maar juist dit document werpt een heel nieuw licht op de herkomst-kwestie.

Het is een brief. Een moderne, dat wil zeggen: twintigste-eeuwse, brief, van het Hessisches Staatsarchiv Marburg aan mevrouw Jolanda C.F. van Gelder. Mevrouw van Gelder was kennelijk net als wij op zoek naar de herkomst van Frederik en Cunegunda, en was ook de akte van indemniteit op het spoor gekomen. Zij had het archief in Marburg aangeschreven om meer te weten te komen, maar het archief kon geen verdere aanknopingspunten vinden over Frederik en Cunegunda. Sterker nog… ze concludeerden dat de akte van indemniteit een vervalsing is!

Conclusies

Het archief in Marburg geeft een aantal goede redenen waarom het om een vervalste akte zou gaan. Deze kun je zelf nalezen. Ik wil hier vooral even nadenken over de consequenties die dit heeft voor het onderzoek. Het lijkt er op dat we vooral met heel veel vragen achterblijven. Om te beginnen kunnen we niet met zekerheid vaststellen wanneer Frederik en Cunegunda naar Nederland zijn gekomen.

We zagen eerder al dat ze rond 1796/97 naar Rozenburg moeten zijn gekomen, omdat hun dochter Justina daar niet gedoopt, maar wel begraven is. De (vervalste) akte van indemniteit is, volgens de daarop genoemde datum, echter opgesteld in 1800 (dat is wel goed leesbaar op de Duitse akte). Kwam er dan pas na enkele jaren iemand vragen om die garantie?

Afb. 3: Ondertekening van de (vervalste) Duitse akte van indemniteit (Collectie: Stadsarchief Rotterdam)

Het Duitse archief zegt ook dat de akte lijkt te zijn opgesteld door iemand die al langer door de Nederlandse taal beïnvloed was. Dat lijkt logisch als we bedenken dat de oudste dochter Catharina rond 1790 in Maastricht zou zijn geboren. Als Frederik de akte zelf heeft opgesteld, woonde hij dus al een jaar of 10 in Nederland. Er is echter geen doop van Catharina opgedoken in Maastricht.

Speculaties

Kunnen we dan iets zeggen over de reden dat Frederik en Cunegunda naar Nederland, naar Rozenburg kwamen? Het eerlijke antwoord is natuurlijk “nee”. Wat we wel kunnen doen, is een klein beetje speculeren, een beetje dagdromen… want de kale feiten nodigen daar zeker toe uit. Frederik en Cunegunda kwamen met (minstens) twee dochters aan op Rozenburg. Een eiland, ver van hun vaderland. Ze moesten helaas al snel hun jongste dochter begraven. Die begrafenis was Pro Deo, dus veel hadden ze toen al niet te besteden.

Toch was het blijkbaar pas in 1800 nodig om alsnog een akte van indemniteit te kunnen voorleggen aan het gerecht van Rozenburg. Een akte die Frederik blijkbaar zelf fabriceerde, of door een bekende liet opstellen. In ieder geval stond vanaf dat moment hun plaats van herkomst vast als Kirchheim in Hessen. Dat was nog altijd het verhaal, toen Cunegunda in 1817 overleed. Frederik had het toen inmiddels tot veldwachter geschopt op het eiland.

Zes jaar later, toen hij een nieuwe relatie aanging met Hilletje Visser, was Frederik jager. Veldwachter en jager. Twee ongewone beroepen. Twee beroepen ook, die mogelijk het dragen van een wapen vereisten (hoewel dat voor veldwachters per plaats lijkt te verschillen). Zou het kunnen dat Frederik eerder in zijn leven al geleerd had een wapen te hanteren? Misschien was hij in Duitsland ook al wel jager geweest, of bijvoorbeeld soldaat. Van veldwachters is bekend dat vaak oud-militairen hiervoor in aanmerking kwamen.

Afb. 4: Hessische soldaten uit de 18e eeuw (Bron: Wikimedia)

Vragen

Met Hilletje Visser is Frederik nooit getrouwd. Vijf kinderen kregen zij samen, en samen verhuisden ze van Rozenburg naar Numansdorp en weer terug. Frederik gaf alle kinderen zelf aan bij de Burgerlijke Stand en erkende ze als zijn kind. Waarom heeft hij de relatie met hun moeder nooit geformaliseerd? Waarom stond alleen Cunegunda Weenin als zijn echtgenote in zijn overlijdensakte?

En waarom gaf hij op Rozenburg een vervalste akte van indemniteit af? Was dat een kwestie van gemak? Het was misschien gewoon eenvoudiger om zelf iets te fabriceren, dan om een echte akte uit Duitsland te verkrijgen. Maar mocht hij daadwerkelijk financiële hulp nodig hebben, dan zou zijn bedrog snel uitkomen natuurlijk. Het moest dus de moeite waard geweest zijn voor hem om dat risico te lopen.

Misschien, en dat is heel misschien, was hij op de vlucht voor zijn verleden. Misschien wilde hij niet trouwen, omdat hij hiervoor een geboorteakte of doopbewijs moest overhandigen. Misschien kon hij geen echte akte van indemniteit krijgen, omdat hij niet langer welkom was of zich niet meer durfde vertonen in zijn plaats van herkomst. Misschien was hij inderdaad soldaat geweest, maar gedeserteerd. Of misschien had hij een crimineel verleden. 

Misschien…

Het meest gebruikte woord in bovenstaande alinea is misschien. Het verhaal van Frederik Pein is een verhaal van veronderstellingen en fantasieën. Want de waarheid is eigenlijk vooral: we weten het niet. We weten niet waar Frederik Pein vandaan kwam. We weten niet waarom hij daar vandaan naar Rozenburg ging. En als we het verhaal helemaal uitkleden, weten we zelfs niet of hij wel Frederik Pein heette. Want als hij zijn herkomst zelf verzonnen had, waarom zou hij dan niet met een nieuwe identiteit op Rozenburg zijn aangekomen?

En dat maakt het verdraaid lastig om nog iets meer te weten te komen over zijn verleden en dat van zijn (en dus mijn) voorouders. Hier houdt dit verhaal dus helaas op. Tenzij iemand ooit ergens nog feiten boven water krijgt, die een nieuw licht werpen op het leven van Frederik Pein… of wat zijn naam ook was.

Namen

Afsluitend nog enkele korte opmerkingen over de namen in dit stuk. Frederik ondertekende alle aktes van de Burgerlijke Stand met de naam Pein (met ei), en zo staat het ook in zijn overlijdensakte. Zijn nageslacht gaf deze naam door, maar soms werd daarbij de EI vervangen door een IJ. Beide varianten komen tegenwoordig niet heel veel meer voor als familienaam in Nederland, maar Pijn nog iets vaker (43 personen in 2007) dan Pein (24 personen in 2007).

Over de naam Frederik: Zoals ik in de inleiding van dit stuk al vertelde, was Frederik Pein een voorvader van mijn oma. Haar vader was Frederik Bergwerff. Hij was vernoemd naar zijn opa, die ook Frederik Bergwerff heette. En die was op zijn beurt vernoemd naar zijn opa, Frederik Pein. De naam leeft zelfs tot op de dag van vandaag nog voort in de familie. Hoe zouden deze mannen hebben geheten, als Frederik Pein zich geen Frederik had genoemd?

Afb. 5: Handtekening van Frederik Pein (Collectie: Stadsarchief Rotterdam)