Het verdriet van Vergeer
Familieonderzoek kan soms een stukje blootleggen van de tragiek van ons bestaan. Zo vinden we binnen de familie Janssen de tak “Vergeer”: vader Abraham Vergeer, moeder Emma de Koning en zes kinderen, geboren tussen 1855 en 1866. Vader Abraham was van beroep onderwijzer in ‘s-Hertogenbosch, in ieder geval toen hij trouwde in 1853 en toen zijn eerste drie kinderen geboren werden. Daarna vindt hij het blijkbaar tijd voor een carrièreswitch en lijkt hij een gat in de markt te hebben gevonden: straatverlichting door middel van gas.[1] Hij sluit een deal met de gemeente Roosendaal en Nispen en gaat vanaf 1859 door het leven als “gasfabrikant”.
In 1861 treft de eerste ramp het gezin: de tweede dochter, Emma Maria Elisabeth, overlijdt op vierjarige leeftijd. Anderhalf jaar later wordt opnieuw een meisje geboren, dat de naam krijgt van haar overleden zusje. Een tijdje lijkt de toekomst weer zonnig. In 1864 wordt de tweede zoon geboren, Willem Adriaan, en in 1865 raakt moeder Emma opnieuw zwanger. Een laatste kindje is in aantocht.
Dan breekt 1866 aan. Een rampjaar voor Nederland en een rampjaar voor de familie Vergeer. De laatste grote cholera-epidemie trekt door het land en door het gezin. Op 7 mei brengt Emma een zoon ter wereld: Theodore Nicolaas Jacobus. Nog diezelfde maand slaat “de blauwe dood” (cholera) toe: op 30 mei overlijdt de tweede Emma Maria Elisabeth op driejarige leeftijd. Een dag later sterven het pasgeboren broertje en hun moeder. Op 3 juni tenslotte overlijdt Abraham Vergeer. Hij laat zijn drie overgebleven kinderen als wezen achter. Twee ervan bereiken de volwassen leeftijd. De oudste, Catharina Johanna Wilhelmina, is mijn betovergrootmoeder. Zij trad in de vroege voetsporen van haar vader en werd onderwijzeres, tot haar huwelijk in 1879, waarbij zij ook nog trouwde met een onderwijzer!
[1] Bij het West-Brabants Archief vind je de geschiedenis van de gasfabriek in Roosendaal.
<- Terug naar de algemene Janssen-pagina <-